Op het moment van schrijven is het 9 uur ’s avonds, is de zon onder en gooi ik nog een blok hout op het vuur. Ik kijk al een dik uur naar een stel wat vlak voordat de poort werd gesloten, hun boot te water hebben gelaten, maar nadat de hekken gesloten en op slot zijn gedaan, motor pech blijken te hebben. Ze kunnen geen kant meer op, dus probeert de man van het stel met alles wat in z’n macht ligt, de motor te repareren. Gelukkig hadden ze wel peddels bij zich, want anders hadden ze nu rondgedobberd op het water. Ik hoop voor de mensen dat tijdens het schrijven van dit blog ze de motor nog aan de praat krijgen, al weet ik niet waar je in het donker nog naar toe wilt varen.
Terug naar waar de dag begon. Het is 8 uur als de wekker gaat, maar heb nog geen zin om op te staan. Dit is werkelijk het lekkerste bed waar ik ooit in heb geslapen en wil ‘m mee naar huis.
Jolanda zet de koffie en uiteindelijk moet ik er ook aan geloven en sta op.
Heel systematisch brengen we van buiten naar binnen alle spullen bij elkaar en laden de Durango in en rijden rond half 10 weg.
De wind is gedraaid, dus de rook van de bosbrand gaat nu westwaarts, echter liggen daar bergen en daar lijkt de rook niet overheen te komen. De eerste 80 mijl van onze rit hebben we rechts van ons helder blauwe lucht en links is het asgrijs. Wat een enorme impact zo’n brand kan hebben.
Pas als we vlakbij Colorado zijn, rijden we eindelijk de rook uit en laten dit volledig achter ons.
Colorado, de top van de Rocky Mountain, al snel zien we die kolossale 4500 meter hoge reuzen voor ons opdoemen. Ik durf inmiddels wel te zeggen dat ik dit, van wat we tot nu toe gezien hebben, de mooiste staat van Amerika vind. Zo mooi groen, bergen nog grilliger dan de Alpen. Een lust voor het oog, en de temperaturen zijn hier in de zomer prima en de winter is het een wintersport paradijs. Nou is dat niet bepaald ons kopje thee, maar misschien went dat wel.
Eerste stop vandaag is “Great Sand Dunes”. Midden tussen alle bergen, liggen opeens enorme duinen van echt strandzand lijkt het. Het zijn de hoogste duinen van de VS. Op een gegeven moment zie ik in de verte zandduinen liggen, maar geloof nooit dat dit de “great sand dunes” zijn, zo groot lijken ze helemaal niet. Wat ik op dat moment me nog niet besef, is dat we nog 30 mijl verwijderd zijn en ja, tegen de achtergrond van een enorme berg, lijkt het niet veel, maar naarmate je dichterbij komt, wordt het toch indrukwekkend. De hoogste duin is bijna 200 meter hoog vanaf de basis, en als je van een afstandje kijkt zie je mensen, ter grootte van mieren, de duinen oplopen.
We willen hier eigenlijk kamperen en hopen dat er afzeggingen zijn, of mensen die niet zijn komen opdagen. We zien overal wel bordjes dat de campings vol zijn, maar in Yosemite hebben we dat ook gezien en alsnog kregen mensen een plekje, dus besluit ik het toch te proberen in het Visitor’s Center. De ranger die ik bevraag, kijkt me een beetje vreemd aan, en zegt met een monotone stem: “Campings zijn dagelijks om 10 uur ’s ochtends vol,” alsof ik dat had moeten weten, of omdat hij dit 400x per dag moet zeggen. Ok, jammer, er zijn nog wel een paar alternatieven in de buurt, maar laten we de duinen maar bekijken en doorrijden. Het park is meer dan duinen, het ligt aan de voet van een berg wat een mooi uitzicht moet geven over het park, maar na een korte wandeling door de hete duinen, houden we het voor gezien en vervolgen onze weg richting het noorden, opzoek naar een plek om te overnachten.
Vorig jaar reden we al eens langs Twin Lakes, net voorbij Buena Vista, hier 2 uur vandaan, toen op doorreis naar Aspen, en zagen toen een tent op een plek staan waar ik wel een nacht had willen staan. Het is echter vrijdag en dat betekent dat heel Amerika weer op pad gaat en hun Nationale Parken gaat verkennen. Terecht, zou ik ook doen als ik hen was. Wel maakt dit het spannend of we dit plekje kunnen bemachtigen, of überhaupt ergens… We willen het liefst geen motel. Ik stel de navigatie in op waarvan ik denk dat we vorig jaar stonden te kijken en we rijden hier heen.
De navigatie loodst ons de goede richting op, als ik opeens herken waar we zijn. “Hier afslaan,” zeg ik tegen de navigatie in. “Volgens mij is dit het!”. We rijden het weggetje naar beneden en staan bij Twin Lakes. Het is niet een heel georganiseerde camping, maar is een aantal (9) plaatsen, waar je je tent op kunt zetten. Ik moet de foto’s van vorig jaar er nog op na slaan, maar volgens mij staan we op exact hetzelfde plekje waar we vorig jaar naar hebben zitten loeren. Het staat op een heuveltje, volledig afgezonderd, met overzicht over het meer en de met sneeuw bedekte bergtoppen van de de Rockies.
Het is inmiddels 10 uur. De zon is inmiddels niet alleen onder, het is ook aarde donker, op de enorm heldere sterrenhemel, mijn kampvuurtje en de lichten van het stel wat nog altijd probeert hun motor te repareren. Ik heb respect voor hun vasthoudendheid. He nogt begint behoorlijk af te koelen, ik kijk even naar de sterren en duik daarna de slaapzak in.
Om half 11 hoor ik opeens hun motor. Ze durven het aan en varen weg de complete duisternis in. Ik zou het niet durven, maar hoef gelukkig ook niet.
NB. Nog geen half uur later zijn ze toch halverwege het meer omgekeerd en hebben het opgegeven.
Gek gezicht hè die duinen zo ineens..Haha, idioten kom je overal tegen! Het waren toch geen Aziaten??? 😉
Mooi plekje, dat Twin lakes..